Eerder gepubliceerd in Hard Gras nummer 69
Nu alles voorbij is en Flavio niet eens meer tussen de pitspoezen mag vertoeven, kan ik eerlijk zijn: Loftus Road ontbrak aanvankelijk op ons verlanglijstje. Wanneer je met je zoon naar London gaat om een voetbalwedstrijd te zien, denk je namelijk niet meteen aan een duel tussen twee middenmoters uit het Championship.
Ruim vóór onze reis had Maurice (10) het al tijdens Match of the Day gezegd: “Kijk daar! Twee lege stoelen! En daar nóg drie!” ‘Daar’ was op Stamford Bridge, aan White Hart Lane of in het Emirates Stadium. Hoe dat kon, die leegte? Ik had geen idee, want hengelde al een hele tijd vergeefs naar kaartjes.
Vroeger pakte je de telefoon als je een wedstrijd van een Engelse club wilde bezoeken. Anno nu moet je, om kans te maken op kaartjes voor Chelsea, Tottenham Hotspur of Arsenal, eerst betalend lid worden. Nou had ik wel een paar tientjes voor zo’n lidmaatschap over, maar hoe groot wás die kans dan? Arsenal: “Moeilijk te zeggen, we zijn meestal snel door onze kaarten heen.” Chelsea: “Onze lidmaatschappen zijn uitverkocht. In de vrije verkoop kunt u twee plaatsen naast elkaar vergeten.” Tottenham: “Die kans is redelijk groot, maar nooit 100%.”
Met dat ‘redelijk’ kon ik leven en zo viel er twee weken na mijn laatste telefoontje een One Hotspur Lilywhite Welcome Pack voor vader en zoon op de mat, compleet met Spurs-dvd, speldjes en een clubkaart. We wilden naar de match tegen West Ham United, maar de verkoop voor die wedstrijd startte pas een maand later en ik kon intussen wel wat zekerheid gebruiken — de vliegreis moest geboekt worden.
Op een onvermoed neuronenpad trof ik toen Stan Bowles in het blauwwit van Queens Park Rangers. Tochtlatten als schoenborstels, lak aan alles én speler van het team dat Liverpool ooit bijna de landstitel afsnoepte. Hoe zou het met QPR gaan?
Via Google zag ik dat de club uit West-London nu wat aanmodderde op het één-na-hoogste profniveau, maar op Tweede Paasdag thuis tegen Sheffield Wednesday moest spelen. Kaartjes bleken geen probleem: drie dagen na de on-linebetaling waren de plaatsbewijzen voor stoel nr. 85 en 86, Block C, rij L binnen.
De in Zuid-Spanje geboren Maurice was content: hij ging naar een Engelse voetbalwedstrijd, in een Engels stadion, met Engels gras, Engels publiek én Engels weer.
*
Loftus Road. Vermoedens over wazige wasseretten en duistere autodealers komen op terwijl we in de Central Line naar White City moltreinen. Ik hoop in ieder geval dat de QPR-tribunes niet in zo’n lelijk industriegebied staan als het Theatre of Dreams van ManUnited. Zonder sterren op het veld zou het plezier van mijn zoon dan snel kunnen verdampen.
Een met glimlach en pepperspray bewapende Bobby wijst ons de weg naar het stadion, dat gelukkig in een rustige woonwijk blijkt te liggen. We zijn twee uur te vroeg, maar absoluut niet te laat: op een dieptepass afstand van de hoofdingang staat de stoep van bar The Springbok (QPR home supporters only) vol met bierdrinkende mannen. Mannen? Dit zijn heuse blokes: melkwitte, kale koppen; tattoo’s als vervangende bovenkleding; hier en daar een strakke buik of een compleet gebit.
Voor het eerst deze reis mag Maurice een Engelse pub betreden. Na een minuut of vijf kijkt hij mij sip aan en zegt dat hij het maar een saaie boel vindt. En waarom had die oma achter de tap eigenlijk darling tegen mij gezegd?
Tijd voor een boompje met mijn barbuurman. Hij stelt zich voor met een gebalde rechtervuist, waarop, in verschoten tattooblauw: M I K E. “Hoe het komt dat we zo laag spelen?” herhaalt Mike mijn vraag. “Ze hebben het zaakje in de soep laten lopen, maar toen we met anderhalve been in het graf stonden, parkeerden die Formule I-gasten voor het stadion. Waren we opeens stinkend rijk — dachten we…”
De ‘Formule 1-gasten’ zijn racemagnaat Bernie Ecclestone en Flavio Briatore (de ontdekker van Fernando Alonso). Op 3 september 2007, aan het eind van de natste Britse zomer sinds mensenheugenis, maakte dit tweetal bekend dat ze de door schulden en schandalen geplaagde club zouden overnemen. Kort daarop voegde staalkoning Lakshmi Mittal zich bij hen, door een aandeel van 20% te kopen. En zo had QPR plots een triumviraat met een geschat vermogen van 50 miljard pond.
“Bizar,” zegt Mike, minzaam lachend. “Een paar jaar eerder zette iemand nog een pistool tegen het hoofd van de toenmalige voorzitter en nu schoten onze ogen heen en weer van Flavio’s fotomodellen op de eretribune naar de spelers op het veld.” Hij hikt en verzucht: “Intussen balen de fans behoorlijk. Neem Abramovitsj bij Chelsea: die kwam en spendeerde meteen honderd miljoen pond. Onze eigenaren willen zo gauw mogelijk promoveren, maar houden de hand op de knip. Dat kan niet goed gaan. Zes trainers hebben ze in 18 maanden versleten. Zés! Die Paulo Sousa was geen slechte, maar die moest ook al de pleiterik maken.”
Sousa weg? Daar had ik Maurice juist lekker mee gemaakt: “Oké, de spelers kennen we niet, maar Paulo Sousa heeft vroeger met Juventus en Borussia Dortmund de Champions League gewonnen.”
Mike: “Drie dagen geleden ontslagen. Hij zou informatie gelekt hebben, maar het bestuur is qua lekken de zeef allang voorbij. Sousa was gewoon pissig dat ze z’n topscorer aan concurrent Nottingham Forest verhuurd hebben. Zou u uw topscorer midden in het seizoen verhuren?”
Na deze retorische vraag landt M I K E op de schouder van mijn zoon en wenst de eigenaar ons een fijne wedstrijd. “O ja, als die Flavio ballen heeft en vandaag met dat lekkere officiële wijf van hem verschijnt kan hij een warm onthaal krijgen… Waarom? Hij zegt dat hij het ‘sexy’ vindt om onderaan te beginnen en ons naar de Premier League te brengen, maar hij wil gewoon voor een fooi op de eerste rang zitten…”
*
Ietwat dizzy van spraakwaterval Mike wandelen wij een nabijgelegen snackbar binnen. In een dichte bakwalm zijn daar vier zwijgende, zwaar bewalde mannen druk in de weer met het serveren van vette happen. Afgezien van een minuscuul QPR-vlaggetje aan de muur had dit trouwens ook een smulkeet in Liverpool, Newcastle of Glasgow kunnen zijn.
“Kijk,” zeg ik eenmaal weer buiten. “Met zulke houten vorkjes prikte papa vroeger patatjes oorlog bij NEC.”
Maurice haalt zijn schouders op. De friet vindt hij te vet, de ketchup niet te vreten. Ik wil al een DatzoudenzeinAfrikamoetenhoren-preek afsteken, maar ruik aan het rode goedje dat hij gelijk heeft.
Bij de buren, goktent William Hill, kun je met 10 pond inzet 250 pond winnen als QPR vandaag met 3-2 wint. Ik geef liever wat uit in de clubwinkel en dus lopen we door naar de Loft Store bij het stadion. Ook de blauwwitten doen volop aan voetbalmerchandising, maar er zit weinig interessants tussen. Ja, in een pashok hangt een originele poster van de FA Cup-Final QPR — Spurs, die op 22 mei 1982 in een 1-1 gelijkspel eindigde (QPR zou de replay met 0-1 verliezen). Een programma kostte toen 80 pence, maar de poster moet nu 15,99 pond opbrengen en ingelijst zelfs het vijfvoudige.
QPR mag dan een beroerd seizoen doormaken, de thuis- en uitshirts blijken al maanden uitverkocht. We kunnen wel een shirt voor het volgende seizoen (ditmaal zonder de Arabische vertaling van hoofdsponsor Gulf Air) bestellen, maar levering duurt nog drie maanden. Met de QPR-slogan op de kledinglabels (Keep the faith) in gedachten, sjokken we langs de schappen. Uiteindelijk kiest Maurice voor een Rangers-muts en zegt dat hij kotsmisselijk is.
Terug in de frisse lucht scoren we bij een alternatief gekleed tienermeisje het programmablad A Kick up the R’s en bij een jongen in QPR-tenue het glossy ogende Hoops — The Official Matchday Programme 2008/2009. Een hele mond vol, maar op pagina 5 heet Paulo Sousa ons welkom alsof er niks aan de hand is. Hoops doet sowieso gelikt aan. Op de binnenkant van de cover prijkt de Gulf Air Family (lachende piloten, stewardessen, een kok, een schoonmaakster) en verder wemelt het van de bespiegelingen over andere, betere QPR-tijden. Er is ook een honingzoet stuk over de twee clubkapelanen: “on hand to offer pastoral and spirited support to anyone connected to the R’s, of all faiths and none”. Wat er vandaag ook gebeurt, zorgen hoeven we ons niet te maken: “Win, lose or draw, do not fear / Bob and Cameron, the chaplains are here.”
A Kick up the R’s oogt rebelser, met zijn ‘independent view of QPR’. Ook dit blad kampte met een deadline maar in het voorwoord weet men bijna zeker dat Sousa ontslagen zal worden. Hier geen foto’s van vrolijke luchtserveersters, maar harde taal voor de directie, met name vanwege het verhuren van Dexter Blackstock, de topscorer, op een moment dat twee andere spitsen langdurig geblesseerd waren.
Mike was nog vrij ingetogen, vergeleken met de boze brievenschrijvers in dit magazine. Ik pluk een tuiltje: in het afgelopen jaar zijn er zó veel verschillende spelers opgesteld dat niemand ze nog allemaal kan opnoemen; de R’s hebben dit seizoen al tien keer 0-0 gespeeld; in 18 maanden tijd heeft technisch directeur Gianni Paladini (de man van het pistool tegen de slaap) 12 middenvelders en slechts 3 aanvallers gekocht. En, last but not least: na de komst van Briatore c.s. stegen de ticketprijzen voor het seizoen 2008/2009 met ruim 50%. Sterker nog: een QPR-seizoenkaart kost 200 pond meer dan bij Premierclub Aston Villa!
*
Dat Briatore in zee is gegaan met een vliegtuigmaatschappij wordt heel begrijpelijk als je op de tribune aan de South Africa Road plaatsneemt. Je ziet het voor je: Flavio heeft even genoeg van de zoveelste brilstand van het seizoen en staart vanuit zijn bobozitje naar de hemel boven het blauwblikken dak aan de overkant. Daar, links in de verte, verschijnt om de minuut een vliegtuig dat langzaam over de lengte van het dak richting Heathrow daalt. Soms ligt het geld op straat, soms ook vliegt het door de lucht. Ecco.
Loftus Road is even knus als De Vijverberg, maar dan iets groter. Ooit, in 1974, moet hier het ongezonde aantal van 35.353 toeschouwers een wedstrijd tegen Leeds United bekeken hebben. Na de Hillsborough-ramp in 1989 werd ook dit stadion een ‘all-seater’ en nu passen er officieel nog 19,148 voetbalfans in. Alle miljoenen op de tribunes ten spijt, oogt het speelveld niet als een gemiddeld Brits gazon. Het hobbelt behoorlijk en her en der liggen zelfs losse graspollen. En dan te bedenken dat de warming-up van beide teams nog niet eens klaar is…
Twee heren van middelbare leeftijd komen naast ons zitten. Ze heten Warner en Griffiths. Niet dat ze hun naam op een lichaamsdeel getatoueerd hebben, het staat op de rugleuning van hun stoelen — een aardigheidje van de club voor seizoenkaarthouders. Meneer Warner is blij verrast met het buitenlandse bezoek. Hij werd vlakbij het stadion geboren, maar woont inmiddels op tachtig kilometer van London. Toch komt hij om de twee weken naar Loftus Road. “Meestal om te lijden,” licht hij toe. “Maar dat hoort nu eenmaal bij deze club.Vroeger waren Chelsea, Arsenal en de Spurs onze rivalen, nu moeten we het doen met Watford, Charlton en Reading…”
Ik vraag hem of ‘we’ vandaag gaan winnen, maar meneer Griffiths is hem voor: “Dat zijn wíj wel van plan, maar of die gasten op het veld daar ook zo over denken?”
Warner lacht zijn wenkbrauwen in de krul en zegt verontschuldigend: “Eigenlijk is iedereen teleurgesteld in de nieuwe directie. De Premier League is nog lang niet in zicht…”
En daar zijn ze weer: de tien gelijke spelen, de verhuur van de topscorer, het ontslag van Sousa, de peperdure kaartjes… De heren vallen pas stil als er om ons heen luid gejoeld wordt. Links, op een meter of twintig, daalt een morsige grijsaard met een ravissant mooie dame af naar het laagste deel van de eretribune.
“That’s him! Briatore!” roept Warner.
De opkomst van het paar blijkt goed getimed: amper 30 seconden later betreden beide teams in strijdtenue het veld en kondigt de stadionspeaker een minuut applaus aan voor de onlangs overleden Mike Keen, de enige QPR-aanvoerder die de League Cup ooit mocht vasthouden (in 1967). Het applaus vindt plaats op verzoek van zijn kinderen en dat blijkt een gouden keuze. Iedereen, zelfs de Sheffield-supporters achter het rechterdoel, slaat de handen op elkaar. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar moet zomaar een brok in mijn keel wegslikken. Maurice op zijn beurt staart met grote ogen naar de juichende Keen op het stadion-scherm.
En klapt. Steeds harder.
*
Het wordt een knotsgekke wedstrijd. We zien een bal het stadion uitvliegen. Een potje koppen over twaalf schijven. De Rangers kans op kans missen. Sheffield Wednesday via een eigen goal van R-speler Mahon op 0-1 komen en even later via een penalty zelfs op 0-2. Uitgelaten SW-supporters hun blote skippybalbuiken masseren. De Letse R-verdediger Kaspars Gorkšs vlakbij de arbiter een beuk tegen zijn hoofd krijgen zonder gele of rode gevolgen voor de dader uit Sheffield.
Intussen neemt het gejoel richting Briatore toe. Maar nóg houdt hij zich in, suddert de vulkaan slechts achter zijn blauwe brilleglazen.
Warner zou probleemloos kunnen figureren in de avonturen van Sjakie Meulemans en diens Wondersloffen. Bij hem geen grof verbaal geschut, laat staan het ook hier alom gebezigde F*ck-woord, maar:
“Brave, Wayne!”
“That’s a good shot, Rowan!”
“Oewwww, what a pity!”
Zoals een kapper de belangrijkste roddels graag via de spiegel communiceert, gebruik ik vaak het panorama van een voetbalwedstrijd om mijn zoon wat mee te geven voor later. “Luister naar onze buurman. Goed voor je Engels.”
“Wat spelen die gasten ongelooflijk klote,” verzucht Maurice.
Ik kijk opzij naar Briatore, die wild gebarend een beslissing van de arbiter aanvecht. Zijn vrouw staat half op en roept iets onverstaanbaars naar de kale fluiter. Die passione ontlokt mij nog een levenswijsheid: “Je moet nooit opgeven zolang je nog een kans hebt. Tegenwind gaat vanzelf weer liggen, op het voetbalveld én daarbuiten.”
Net op dit moment mist Sheffield Wednesday een dot van een kans op 0-3.
“Nou, papa, vandaag kunnen ze het wel shaken.”
Maar papa krijgt gelijk. Met een uitslag waarmee hij om de hoek 250 pond had kunnen winnen, dat wel… Na een mooie aanval over de rechterflank scoren de R’s 1-2, kort daarna maakt aanvoerder Mahon zijn fout goed met de gelijkmaker (interimtrainer Gareth Ainsworth beloont hem met een zoen op zijn hoofd) en twee minuten voor tijd kopt Damion Stewart de 3-2 home.
Warner vliegt mij om de nek, aait Maurice over zijn bol en begint in het nauwe gangpad een vreugdedans met Griffiths. Wanneer hij weer tot bezinning is gekomen, brult hij naar de scheidsrechter dat hij onmiddellijk moet affluiten. Flavio Briatore zit ogenschijnlijk kalm op zijn stoel, maar zijn vrouw gilt de spelers moed in en wijst almaar op haar horloge.
Even lijkt Warner mee te willen zingen met het uit drie stadionhoeken galmende ‘Two-nill and you f*cked it up!’, maar als hij mijn zoon ziet, schudt hij zijn hoofd en zegt verontschuldigend: “Disgusting language…”
Dan klinkt, ein-de-lijk, het fluitsignaal en volgt er een korte ovatie voor de blauwwitten. Flavio schudt her en der handen, mevrouw Briatore ordent haar kastanjekleurige haar en lacht verleidelijk naar eenieder die haar verleidelijk wil zien lachen.
We nemen afscheid van onze buren en beloven plechtig om terug te komen.
“Graag!” zegt Griffiths. “Jullie brengen geluk!”
*
Op de stoep voor de VIP-ingang staat een zwarte SUV met chauffeur te fijnstoffen. Eerst druppelen de spelers van beide teams naar buiten. Gek genoeg ogen verliezers en winnaars allemaal ongeveer even onverschillig. Alleen Kaspars Gorkšs, de man van de klap tegen zijn kop, kijkt olijk. Hij moet met een imposante witte tulband over straat, maar is niet te ijdel om een foto te weigeren (later op de dag zal men in het ziekenhuis 30 hechtingen nodig hebben om zijn hoofdhuid weer enigszins op orde te brengen).
Ten slotte, na ruim een half uur, verschijnt mevrouw Briatore. De avondzon geeft haar een gouden glans en haar schoonheid wordt nog versterkt door het sjagrijnige gezicht van Flavio, die op een drafje achter haar aan komt lopen.
Als ze in de auto wil stappen, vraag ik haar in mijn beste Italiaans of mijn zoon met haar op de foto mag. Dat mag. Flavio deelt ondertussen een handtekening uit aan een verstandelijk gehandicapte fan. In mijn onderdanigste Italiaans vraag ik of hij misschien ook op de foto wil. Hij zet zijn blauwe bril recht op zijn neus, slaat een arm om Maurice heen en blikt zwijgend in mijn lens.
Tot dat moment hebben alle omstanders (een stuk of veertig) zich rustig gehouden. Geen juichkreten, geen boegeroep — alleen dat ene verzoek om een handtekening. Maar nu Flavio daar voor mij staat, verzamelt een QPR-fan moed en roept: “De club kan jou niks schelen, het gaat je alleen maar om het geld!”
Woedend draait Flavio zich weg van mijn zoon en vraagt: “Wie zei dat? WIE ZEI DAT?”
De verbale dader, een vijftiger in R-shirt, steekt resoluut zijn hand op.
“Waar slaat die opmerking in godsnaam op?”
“Heel eenvoudig: het gaat ú om de centen, maar míj om mijn club.”
Alsof ze plots via hun oortjes worden opgepompt, maken enkele stewards zich breed rond de Italiaan.
Er volgt een korte discussie waarbij Briatore herhaaldelijk roept dat hij het prima voor heeft met de club en de supporter de inmiddels overbekende klachtenlijst uitbraakt, met de nadruk op het feit dat hij een enorm bedrag voor een seizoenkaart moest betalen en nu niet eens de clubtopscorer kan bewonderen.
Een kleine, wat oudere man in pak bemoeit zich met de zaak. “Heren, dit is geen project voor één of twee jaar. Hier wordt gebouwd aan een mooie toekomst met als eindstation de Premier League. Dan kunt u, meneer, Signore Briatore toch niet voor geldwolf uitmaken?”
“Paladini, de sporting director,” fluistert een fan op mijn vraag wie dat mannetje is. “Heeft ooit een pistool tegen zijn slaap gehad, dus dan weet je het wel…”
Flavio kijkt om naar zijn vrouw, die het schouwspel gefascineerd vanuit de SUV volgt. Alsof hij zich opeens een afspraak herinnert, neemt hij afscheid (“Wacht maar, we gaan een mooie toekomst tegemoet!”), gaat naast zijn chauffeur zitten en gebaart van rijden maar.
“Hebt u alstublieft begrip voor Flavio,” zegt Paladini, terwijl de rijdende bunker uit het zicht verdwijnt. “We zijn mediterrane mensen, emotioneel, maar ook heel betrokken bij wat wij doen.”
*
“Dat was een spectaculair toetje,” zeg ik tegen Maurice. “En nog mooie foto’s ook.”
“Cool… Maar waar ging het eigenlijk over?”
Terwijl het mannetje in pak de fans met woord én gebaar probeert te overtuigen van de goede wil van het clubtriumviraat, vertaal ik het gebeurde voor mijn zoon. Daarna luisteren we nog wat naar Paladini, maar wanneer hij voor de vierde keer ‘emotional’ zegt, wordt het tijd om te gaan.
“Hé papa, daar heb je Flavio weer!”
Inderdaad: het zwarte gevaarte komt weer aanscheuren en parkeert vlak voor ons op de stoep.
Briatore’s paarsrode gezicht kleurt subtiel met zijn blauwe brilleglazen. Italiaanse kookkunst, maar dan zonder voedsel.
“Waar is die vent in dat shirt? WAAR IS DIE VENT?”
We kijken in het rond. Alom shirtjes, maar de vent lijkt foetsie.
Briatore loert om zich heen, klaar om de eerste de beste criticaster een beuk te geven. Uiteindelijk blijven zijn ogen op Paladini rusten.
“Als die vent zijn excuses niet aanbiedt, verkoop ik de club,” briest hij, met door het lage zonlicht vergulde consumptie.
“Maar…”
“Niks maar! Verkopen! Ik laat me niet ongestraft beledigen!”
Er gaat een siddering door Paladini heen. De QPR Holdings Limited Chairman meent het.
Prompt beginnen enkele fans zich te roeren. Hoezo verkopen? Het is geen speeltje! We hebben het hier wel even over een club van ruim honderd jaar!
Wanneer Briatore simultaan vier geprekken begint, heft Paladini zijn handen op, als voelde hij een stengun in zijn onderrug. Maar zelfs in deze houding heeft niemand oog voor hem. Sterker, hij kijkt ineens tegen de brede rug van een oortje aan dat zich naast Briatore posteert. Die denkt op zijn beurt dat hij door een fan belaagd wordt en maakt een slaande beweging naar de steward.
Een moment van bezinning. Dan kijkt Flavio weer om, naar zijn prachtige vrouw in zijn prachtige auto. Misschien heeft hij echt een afspraak. Misschien ook niet. Feit is dat de Italiaan met dit excuus anderhalve minuut later weer naast zijn chauffeur zit en gebaart van rijden maar.
Paladini schraapt zijn keel om aan de nababbel te beginnen, maar wij weten inmiddels genoeg: het was een bijzondere voetbalmiddag.
*
P.s.: Via onze Lilywhite-memberships bemachtigden we die week ook nog kaartjes voor de Spurs tegen West Ham United. We zagen Luka Modric, de Kroatische stijlneef van Cruijff, gloreren. Heurelio Gomez weer ‘s een perfecte wedstrijd keepen. Pavloetsjenko invallen en de enige treffer scoren. Ambulances met gillende sirenes. Tientallen politiepaarden. Honderden paardenvijgen. Enkele duizenden West-Ham supporters in een lange, boze colonne naar het dichtstbijzijnde metrostation slenteren.
We zagen ook melkwitte, kale koppen. Tattoo’s als vervangende bovenkleding. Hier en daar een strakke buik of een compleet gebit. Maar één ding weten wij inmiddels zeker: White Hart Lane is géén Loftus Road.