eerder verschenen in Hard Gras nr. 88
Exact een jaar geleden stond ik ook op een dinsdagochtend voor Stadio Ennio Tardini in Parma. Ik was op doorreis en wilde het veld bekijken waar Gianluigi Buffon debuteerde als voetbalprof. Helaas trof ik toen een botte portier: “Im-pos-si-bi-le”.
Vandaag mieren er allerlei mannetjes rond het stadion en kan ik zomaar doorlopen tot de middenstip. Daar heb ik prima zicht op de schilders die her en der een lik verf op de tribunes aanbrengen, het handjevol journalisten bij de dugouts en de terreinknechten die het gras fatsoeneren.
Door omstandigheden loop ik de laatste tijd qua sportnieuws wat achter. Zou Parma een inhaalwedstrijd moeten afwerken? Ik vraag het een jongen die juist een parmantig polletje de kop indrukt.
De knul monstert mijn nette pak en kijkt me vervolgens meewarig aan: “Parma? Italië! Morgen moeten we tegen Frankrijk.” En, al op weg naar het volgende polletje: “Jammer dat u geen vrouw bent…”
Ik ben pas 24 uur in het land van Paus en pasta, en neem mijn Italiaanse medemens nog volkomen serieus. Het joch schiet prompt in de lach: “Vrouwen mogen namelijk gratis naar binnen.”
Het blijkt te gaan om een actie van de nationale voetbalbond tegen huiselijk geweld. “Er zijn dit jaar al honderd vrouwen vermoord. En ach, als het een saaie wedstrijd wordt, kijken we toch lekker om ons heen?”
Bij de loketten tegenover het stadion zijn nog veel kaarten beschikbaar. Stel je voor: Nederland speelt in de provincie op volle sterkte tegen Duitsland. Zo’n wedstrijd is al weken vantevoren uitverkocht, maar in Italië gelden blijkbaar andere wetten.
De prijzen vallen mee en ik bestel een kaartje naast de hoofdtribune. Mijn zitplaats kan ik niet zelf uitkiezen, dat doet de computer, vertelt het meisje bij de kassa. Of die keuze ook de beste plek oplevert weet ze niet – ze is nog nooit ín het stadion geweest. Voetbal zal haar sowieso Parmaham wezen. Zij houdt van dansen. En Balotelli is gek.
*
Mario Balotelli – ik heb op de nabije Viale di Partizani D’Italia wat kranten gekocht en kan onmogelijk om de geadopteerde godenzoon heen. ‘Balo’ heeft zijn Bentley van camouflagekleuren voorzien, moet in Engeland voorlopig op de tribune zitten, oogst veel applaus bij de eerste training in Parma, wil vlammen tegen Frankrijk, met Italië wereldkampioen worden in Brazilië. En zo voort.
In zijn magnifieke boek Italianen voor beginners, typeert journalist Beppe Severgnini zijn vaderland als ‘een plek die in staat is je tot ziedende razernij te brengen en honderd meter verderop en tien minuten later in opperste vervoering’.
De Italiaanse Laars moet Balotelli dus als gegoten zitten. Maar een mini-enquête onder wat pensionados bij de krantenkiosk leert dat de zaak niet zo eenvoudig ligt. De heren zijn het slechts over twee dingen eens: Balotelli is een groot talent en de Almachtige Binnenhuisarchitect heeft Balo’s bovenkamer vergeten in te richten. Over de vraag of Mario een aanwinst voor het land is, lopen de meningen sterk uiteen.
Een tachtiger met aardappelneus noemt hem een gevoelloze, verwende kwast; een ander repliceert dat Mario na de door hem besliste halve EK-finale tegen Duitsland direct de tribune opging om zijn adoptiemoeder te omhelzen: “Dat doet alleen een gevoelsmens”. Weer een ander mompelt iets onverstaanbaars over ‘het zwarte ras’.
Wanneer er vervolgens van Balotelli op ex-premier Berlusconi wordt overgeschakeld (“Ik kijk geen komische films meer, “ zegt de patatneus, “ik heb genoeg aan de politiek”), ga ik onder een herfstgele boom op zoek naar Youtubefilmpjes met Mario.
Afgezien van de obligate beelden van een schoppende, slaande, tierende, huilende, lachende, juichende of juist níet juichende Balotelli, is er ook veel moois te zien. In een documentaire van Canal + vertelt zijn eerste jeugdtrainer, Gianni Valenti, dat de toen achtjarige Mario de acties van zijn helden (waaronder Marco Van Basten) steevast tijdens wedstrijden imiteerde. “Op een gegeven moment was hij in de ban van omhalen. Iédere wedstrijd moest en zou hij er een paar maken. En als hij geen goede voorzetten kreeg, wipte hij zélf de bal omhoog en haalde om. Dat de bal soms over de zijlijn vloog, maakte hem niet uit. Hij had zijn omhaal gemaakt.”
In een ander filmpje verschijnt een opmerkelijk vrolijke Mourinho: “We speelden met Inter tegen Rubin Kazan. Behalve Mario waren al mijn aanvallers geblesseerd. Vlak voor rust kreeg hij een gele kaart. Vervolgens ben ik in de pauze veertien van de vijftien minuten bezig geweest hem te kalmeren. Ik zei: ‘Mario, ik kan je niet wisselen, ik heb geen aanvallers op de bank, raak alsjeblieft niemand aan, concentreer je op de bal, reageer niet op provocaties van de tegenstander, niet op fouten van de arbiter’… In de 46ste minuut kreeg hij rood.”
*
Balotelli en Prandelli – is er een groter contrast mogelijk? Door alle heisa rond de spits vertoeft de Italiaanse bondscoach nu wat meer in de medialuwte. En dat terwijl hij bij het afgelopen EK een soortgelijke prestatie leverde als zes jaar eerder Jürgen Klinsmann met die Mannschaft: beiden braken met een verleden vol zouteloze successen en kozen voor een frisse, alom bewonderde speelstijl.
Toen er zich aan het eind van de middag een kudde journalisten voor het stadion verzamelde, ben ik bij hen gaan staan en kort daarop mee naar binnen gelopen. Zonder perskaart, maar zwaaiend met een paspoort, wat voldoende bleek voor de één (!) man sterke bewaking. Een kwartier later komt Prandelli de perszaal binnen – zongebruind, pientere blik, de zwartgrijze haren vet naar achteren gekamd. Italië heeft zijn laatste drie oefenwedstrijden verloren, maar de coach oogt relaxed. Hij heeft voor hetere vuren gestaan.
Nog geen maand nadat hij in 2004 Fabio Capello bij AS Roma was opgevolgd, leverde hij zijn contract in omdat hij zijn ernstig zieke vrouw Manuela wilde bijstaan. Toen het een jaar later weer beter met haar ging, tekende Prandelli voor Fiorentina. In 2007 overleed Manuela alsnog. Over haar sterfbed zei hij: “Ik zal nooit haar laatste streling vergeten. Ik draag haar laatste woorden in mij mee, maar kan ze niet uitspreken. Dan zouden ze me verlaten.”
Tijdens dit praatje gaat het over de wedstrijd van morgen en – natuurlijk – over Balotelli. Met een grijns van Parma tot Pisa vertelt Prandelli: “Vaak zeg ik hem voor de gein dat ik misschien de enige trainer ben die met hem overweg kan, omdat ik hem altijd zo kort onder mijn hoede heb”. Volgens de bondscoach kan Balo met de pas 20-jarige Milanspeler Stephan El-Shaarawy een sterk aanvalskoppel vormen, maar wil Mario voor Italië uitkomen, dan moet ook hij zich houden aan Cesare’s ethische code: ‘Onsportief gedrag = geen selectie’.
Zo is Prandelli een bewonderaar van AS Roma-sterspeler Daniele de Rossi. Maar die deelde twee dagen eerder in de derby tegen Lazio Roma een elleboogstoot uit. Exit Stadio Olímpico, maar ook exit Squadra Azurra. Eerder werd onder meer troublemaker Antonio Cassano door de bondscoach bestraft.
Andersom is Prandelli ook genereus. Begin 2012, voor de oefenwedstrijd tegen de VS, selecteerde hij Simone Farina – een middelmatige speler uit de Serie B, maar mét rotsvaste principes. Farina was eerder benaderd door gokmaffiosi en deed aangifte bij de politie, waarop Prandelli hem als dank liet meetrainen met de Italiaanse voetbalelite…
Na een half uur vol beschaafde vragen en antwoorden begint het bij mij te kriebelen. Prandelli mag dan een bijzonder man zijn, hij levert weinig verbaal vuurwerk. Ben ik onbewust ten prooi gevallen aan journalistieke evanGaalisatie? Wie zal het zeggen; vergeleken met Louis doet het gros van de toptrainers vooral aan braaf gebabbel.
Iemand achter mij fluistert dat de eerste spelers het veld betreden voor een lichte training. Ik ben weg.
*
Onder luid applaus komt Mario Balotelli als laatste uit de spelerstunnel. Temidden van zijn teamgenoten oogt hij als een reus. Toen Prandelli in 2010 het roer overnam van Marcelo Lippi, bouwde hij in alle rust aan een nieuw Italië, met een solide defensie, een balvaardig middenveld en creatieve aanvallers. Lengte en fysieke kracht waren niet langer meer zaligmakend en zo kan het dat Balotelli en aanvoerder Giorgio Chiellini omringd worden door klassekabouters als de 1,65 meter lange Marco Verratti (5 cm kleiner dan Wesley Sneijder!), de evengrote Emanuele Giaccherini en Sebastian Giovinco (1,64 m). Andrea Pirlo is evenmin een gigant, maar die zweeft sinds kort een paar centimeter boven de grond dankzij een indrukwekkende filosofenbaard.
In afwezigheid van Prandelli dollen de spelers met elkaar in een one-touch-reuzenrondo en ook hier maakt Mario het verschil. In plaats van de bal gewoon door te tikken, schiet hij hem regelmatig keihard richting de onderbuik van een medespeler. Wonderbaarlijk genoeg vallen er geen slachtoffers en blijft het bij wat afkeurend geschreeuw van zijn collega’s.
Ook mét Prandelli op het veld blijft Mario kanonskogels afvuren. Hoog tijd dus voor een ontspannen oefenpotje, waarbij met name de keepers Buffon en Sirigu opvallend goed acteren. Na drie kwartier is de training alweer voorbij en druppelen spelers en staf de catacomben in. Balotelli blijft echter – tot vreugde van de toeschouwers – nog een tijdje oefenen op vrije trappen. Met zichtbaar plezier jaagt hij bal na bal het doel in, totdat een assistent hem uitdrukkelijk naar de spelerstunnel maant.
Daar sta ik intussen te wachten op de multimiljonair die mijn adoptiefzoon had kunnen zijn. Ietwat nerveus, want mijn échte zoon heeft zoëven op Facebook aangekondigd dat zijn vader een handtekening van Balo gaat scoren. De journalisten om mij heen geven mij geen schijn van kans. “Die drol loopt gewoon door, let maar op”, zegt een jonge gast met een reuzemicrofoon in de hand.
Als Mario ons tot op een paar meter genaderd is, vraag ik Signore Balotelli of hij een handtekening voor mijn zoon kan geven. Hij houdt de pas in, kijkt mij een ogenblik weifelend aan. De assistent gebaart hem door te lopen, maar Mario slalomt langs hem heen en grijpt mijn schrift en balpen.
‘Grazie… Hij heet Maurice’, zeg ik.
‘Maurizio?’, klinkt het zachtjes. Vriendelijke ogen, een schuchtere blik. Als Mario déze verlegenheid acteert verdient hij een Oscar.
Er beginnen nu ook andere mensen om een handtekening te bedelen, dus zeg ik maar snel dat ‘Maurizio’ oké is.
‘Grazie,’ zegt Mario en geeft mij pen en schrift (‘Voor Maurizio, Mario Balotelli’) terug.
De journalist van de reuzemicrofoon trekt aan mijn jas voor een stuk papier. Ook hij zal een krabbel van Balotelli krijgen. Wanneer ik hem aan zijn denigrerende opmerking herinner, haalt hij zijn schouders op en werpt een quasi vertwijfelde blik naar de hemel.
*
De wedstrijd. Met amper twintigduizend toeschouwers zit het stadion allerminst vol, hoewel er volgens de omroeper toch ruim vijfduizend kaartjes aan vrouwen zijn uitgedeeld. Ook in mijn vak wemelt het van de dames. Een slanke, modieus geklede man achter mij zal dat echter worst zijn. Net als ik heeft hij een kaartje voor stoelnummer 40, maar de metalen cijfers in zijn rij hebben een curieuze volgorde: 30–32–40–36–39–34. En omdat er naast mij een grote glazen wand staat, voelt hij meer voor ‘zijn’ stoel.
De vrouw op 40 wil best naar 34 verhuizen, totdat ze het glas in haar zij voelt. Dan ontvlamt een felle discussie over de vraag wat doorslaggevend is: een normale volgorde of de nummering die op de stoelen is vastgeschroefd. Met andere woorden: universele logica of mensenwerk? Uiteindelijk wint de logica, mede dankzij steunbetuigingen van andere vrouwen in ons vak. De man toont zich een slecht verliezer en loopt weg om niet meer terug te keren.
Dat de Prandelli-code nog niet overal is doorgedrongen, blijkt ook bij het spelen van de volksliederen. De vijftig man sterke fanfare heeft amper de Marseillaise ingezet of er klinkt gefluit vanaf de tribunes. Cesare en zijn staf twijfelen geen moment en beginnen te applaudiseren, waarop ook de elf Azurri, inclusief Balotelli, de handen op elkaar slaan. Drie tonen later klapt het hele stadion voor de Fransen.
Steeds wanneer Balotelli bij ons in de buurt komt, houdt een jochie van een jaar of vijf een stuk karton omhoog: “Supermario: je bent de beste! Dateci dentro tranne te!” Mijn vraag wat ‘Dateci dentro tranne te’ betekent, beantwoordt de vader van het kind met een grijns. De scholiere naast mij moet ook lachen. Haar moeder krijgt medelijden, zegt: “U weet wel, mannen en vrouwen, zwanger – dat werk…”
Dat werk? Balotelli heeft een aantal maanden eerder zijn ex-vriendin in blessuretijd bezwangerd, maar zou dit joch met zijn karton daarover in chocoladeletters berichten?
Ik heb alle tijd om over dit soort dingen te peinzen, want de wedstrijd komt moeizaam op gang. Beide ploegen spelen slordig en als het publiek na een minuut of twintig uit verveling de wave inzet, vindt Balotelli het genoeg en schiet op de lat. Even later zet hij een vlotte combinatie op, die El-Shaarawy doeltreffend afrondt.
Tot dat moment heb ik de toeschouwers amper gehoord. De tifosi die wekelijks de Curvas bevolken en hun clubs negentig minuten luidkeels steunen zijn hier niet te vinden. Het lijkt wel of men pas voor Italië juicht wanneer er iets gewonnen wordt. Zou het komen doordat het land eeuwenlang een verzameling stadstaten is geweest? Ditmaal duurt de vreugde exact twee minuten, want de Fransen maken via een fraaie actie van Mathieu Valbuena snel gelijk.
Terwijl er in de tweede helft vrolijk gekakeld wordt over van alles behalve voetbal, laat Italië zich van haar meest aantrekkelijke kant zien: vlot positiespel, soepele aanvallen via de vleugels, schoten op paal en lat, maar uiteindelijk scoort de Franse invaller Bafétimbi Gomis de winnende treffer.
De onterechte nederlaag lijkt het publiek niet te deren. Men is weer bijgekletst en heeft een aanvallend Italia gezien, met een ijverige Balotelli en een trefzekere spits van Egyptische origine. Na de wedstrijd zegt Prandelli dat hij tevreden is, ondanks het nieuwe vriendschappelijke verlies. Volgens hem gaat het duo Balotelli – El Shaarawy een mooie toekomst tegemoet.
Mario zelf kan ook tevreden zijn. Anders dan in de Premier League heeft hij weer eens de volle negentig minuten gespeeld. Bovendien lijken de tijden dat men in zijn aanwezigheid “Zwarte Italianen bestaan niet” zong definitief voorbij.
*
En ‘Dateci dentro tranne te’? Eenmaal op straat vraag ik het aan een agent en zijn vrouwelijke collega. Ze kijken mij eerst verbaasd aan. Dan nijdig. Ik brabbel nog wat over een kind met een Balotelli-spandoek, maar de man sist dat ik door moet lopen.
Later zal een Italiëkenner mij uitleggen dat ‘Dateci dentro’een aanmoedigingskreet à la ‘Hup hup’ behelst, maar dat de zin die ík uitsprak zoiets als ‘Ramt ‘m erin, behalve jij’ betekent.
Dat werk…